Hoofdstuk 5 – Donderdag 5 april

Hoofdstuk 5 – Donderdag 5 april

Het weer: Bewolkt in de ochtend. Lichte regen in de middag en avond. Zicht redelijk.

Het eerste bataljon van het Algonquin Regiment bevond zich op de ochtend van 5 april bij het Wegdam in de omgeving van Delden en kreeg opdracht om naar het noorden op te rukken. De hoofdverkenningsgroep vertrok om 05.30 uur en het bataljon ging rond 08.30 op weg.

Voortvloeiend uit het besluit om Wierden en omgeving zo snel mogelijk te zuiveren, werden in de loop van de ochtend orders ontvangen om niet verder naar het noorden op te rukken, maar om de Argyll and Sutherland Highlanders (een infanterieregiment) in Almelo af te lossen (die op hun beurt verder dienden op te rukken naar het noordoosten). Eén van de bevelvoerende officieren van de Algonquins, luitenant-kolonel Bradburn, ging vooruit om het te doorkruisen gebied te verkennen en zijn bevindingen leidden er toe, dat men zonder te stoppen in het vooraf geplande verzamelgebied, via Bornerbroek direct doortrok naar Almelo.

Onderweg ontvingen de Algonquins vijandelijk vuur op hun linker flank (vanuit de richting van de zijtak van het Twentekanaal) hetgeen een eerste teken van de Duitse tegenstand voor hen was in deze omgeving. Rond 11.00 uur kwam men in Almelo aan, waarbij de ontvangst van de Algonquins door de Almelose bevolking, die massaal langs de wegen was samengestroomd, uitermate enthousiast was hetgeen zeer veel indruk op de Canadezen maakte. Na aankomst werden Almelo en omstreken snel verkend door de Algonquins, waarbij geen vijanden in de directe omgeving werden aangetroffen, maar informatie van lokale bronnen leerde de Canadezen, dat de Duitsers in aanzienlijke sterkte aanwezig waren ten westen en zuidwesten van de stad. De compagnieën werden derhalve posities toegewezen in gebieden welke gunstig lagen om een mogelijke vijandelijke aanval vanuit voornoemde richtingen af te weren. A en B-compagnie kregen het gebied ten noordwesten (Aadorp/Wierden) en ten noorden (Vriezenveen) van Almelo aangewezen, C-compagnie het gebied ten zuidwesten (Bornerbroek/Wierden), terwijl D-compagnie als reserve in de stad zelf werd gehouden.

Leden van de lokale verzetsbeweging begonnen met het Algonquin-hoofdkwartier samen te werken zodra dit was ingericht. Op basis van de informatie die deze mensen aanreikten werd besloten om D-compagnie naar het westen te laten oprukken, langs de hoofdweg naar Wierden om te trachten een bruggenhoofd over de Aa bij de fabriek van ten Bos aan de Almelosestraat te vestigen. De inleidende verkenningen werden nog die zelfde middag uitgevoerd.

Tijdens de voorbereidingen van de eerste aanval, vond die zelfde middag een incident plaats, wat aan één van de Algonquins het leven kostte en waarbij een ander gewond werd. Luitenant Switzman, company-sergeant-major (CSM) Morrison en soldaat Jahn verreden zich ten zuiden van Almelo en reden over de Leemslagenweg richting het kanaal. Bij de kanaaloever aangekomen kwamen zij onder vijandelijk semi-automatisch vuur te liggen, waarbij zowel lt. Switzman als csm Morrison werden getroffen en het voertuig beschadigd werd. Sld. Jahn en lt. Switzman konden zich kruipend in veiligheid stellen, CSM Morrison was dodelijk getroffen en moest in het beschadigde voertuig worden achter gelaten. Een poging om het lichaam van CSM Morrison nog die dag te bergen mislukte door de hevige Duitse tegenstand. Dit lukte pas enkele dagen later.

Terwijl de eerste schermutselingen om Wierden plaatsvonden maakte de hoofdmacht van de Canadezen elders zeer goede vorderingen. Meerdere kilometers ten noorden van Almelo konden elementen van 18 Canadian Armoured C. Regiment (gepantserde verkenners) zich redelijk vrij ontplooien en hadden reeds Vriezenveen en Venebrugge bevrijd, terwijl andere eenheden een klein bruggenhoofd op de westelijke oever van het Overijsselskanaal bij Daarlerveen (dat intussen ook bevrijd was) hadden geslagen en vasthielden. Na aankomst van versterkingen werd vanuit dit bruggenhoofd verder naar het westen opgerukt richting Vroomshoop, dat ook nog deze dag werd bevrijd.

De Canadezen merkten tijdens bovenstaande bevrijdingacties op dat in het gebied rond Hoge Hexel zich verspreide maar vastbesloten groepen Duitsers ophielden. De Duitsers hadden nl. een grote (ca. 1000 man) troepenmacht geconcentreerd in het gebied tussen Nijverdal, Hellendoorn en Hoge Hexel, welke werden gesteund door ca. negen tanks/pantserwagens. Van een tegenaanval door deze eenheden kwam echter niets, daar deze Duitsers zich blijkbaar de sterkte van hun tegenstanders realiseerden en zij namen al snel, na voornoemde verkenning door de Canadezen, de wijk richting Raalte.

Meer naar het oosten werden deze dag ook Albergen en Tubbergen door de Canadezen bevrijd. Verder melden de dagboeken, dat om ongeveer 23.00 uur twee Amerikaanse vliegers in burgerkleding de commandopost van de Algonquins binnen kwamen en vertelden hoe ze waren neergeschoten boven ons land, respectievelijk 13 en 8 maanden geleden. Ze waren gedurende al die tijd verstopt door de Nederlandse bevolking en hadden ook op boerderijen gewerkt. Uiteindelijk werden ze in een jeep naar het divisiehoofdkwartier gebracht.

 Stichting Historische Kring Wederden.

Schilderij van de aankomst van de Algonquins in Almelo (Canadian war museum Ottawa).

Een HUP (heavy utility personnel) voertuig.

Algonquins in stelling  tussen Wierden en Almelo.